Parental Alienation Syndrome… What’s in a name?

 

“What’s in a name? That which we call a rose
By any other word would smell as sweet.”

Julia in W. Shakespeare’s ‘Romeo en Julia’ (Act II, Scene II)

 

Er zijn kinderen die na de scheiding van hun ouders met een van hen geen contact meer willen zonder dat daar realistische redenen voor zijn. Gardner benoemde dit verschijnsel als ‘Parental Alienation Syndrome’ of afgekort tot ‘PAS’.

Echter, er stellen zich bij het gebruik van deze term nogal wat vragen. Zo hebben sommigen het moeilijk om te accepteren dat het hier om een kinder-psychiatrische stoornis – een kinder-psychiatrisch syndroom – zou gaan. Er stellen zich nogal wat problemen bij het vertalen van de term naar het Nederlands. Sommigen vinden dan weer dat de gebruikelijke Nederlandse term ‘Ouderverstotingssyndroom’ conflict-inducerend is en contraproductief voor het werken aan contactherstel.

In deze column probeer ik de problematiek van de term ‘Parental Alienation Syndrome’ te schetsen en na te gaan of er alternatieve termen mogelijk zijn voor het benoemen van dit familiedrama.

 

  1. Het begrip ‘Parental Alienation Syndrome’

 

– Definitie

Gardner omschrijft het PAS als volgt: “… De stoornis manifesteert zich op de eerste plaats door een ongerechtvaardigde campagne van minachting vanwege het kind tegen een ouder. Het is het resultaat van een combinatie van programmering, hersenspoeling, indoctrinatie door een ouder en een eigen aandeel van het kind in de belastering van de andere ouder. Wanneer deze ouder het kind écht mishandelt of verwaarloost, kan het gedrag van het kind mogelijk wèl gerechtvaardigd zijn. Het Parental Alienation Syndrome geldt dan niet als verklaring van de vijandigheid van het kind.”

 

– Drie elementen en acht symptomen

Het concept van het Parental Alienation Syndrome bevat dus drie elementen:

  1. De verwerping en minachting van de verstoten ouder neemt de vorm aan van een heuse campagne: de verwerping en minachting zijn persistent en grijpen niet gewoon plaats n.a.v. een toevallig voorval.
  2. De verwerping is irrationeel: de verstoting is geen redelijk antwoord op het gedrag van de ouder die verstoten wordt.
  3. Het PAS is deels het resultaat van de invloed van de verblijfouder op het kind.

Indien een van deze drie elementen niet aanwezig is, is het PAS niet van toepassing.

In de praktijk leiden de ergste vormen van het PAS tot een contactbreuk tussen het kind en de ouder die hij verstoot of verloopt dit contact uiterst conflictueus.

 

  1. Geschiedenis van de term ‘Parental Alienation Syndrome’

 

– Veelheid van termen

Het fenomeen van ouderverstoting wordt in de psychiatrische literatuur gedurende al ruim 60 jaar bestudeerd. Het werd pas als dusdanig benoemd in de jaren 1980-1990. Minstens 6 onderzoekers hebben destijds onafhankelijk van elkaar het verschijnsel onderzocht.

Volgende termen waren in omloop: pathological alignment, visitation refusal,  parental alienation syndrome, programmed and brainwashed children, parental alienation, the alienated child, parental alienation disorder.

 

– Het PAS van Gardner

Het is Gardner die in 1985 in de VS de term ‘Parental Alienation Syndrome’ naar voren heeft geschoven. Het is de term die momenteel wereldwijd het meest wordt gebruikt. In Europa geraakte de term pas in de jaren 1990 bekend.

 

  1. Kritiek op het fenomeen ‘Parental Alienation Syndrome’

 

– Geen erkenning

Het PAS wordt door de kinderpsychiatrie officieel niet erkend. Zo werd het syndroom niet als dusdanig opgenomen in de DSM-5.

Toch hebben hulpverleners de stellige indruk dat het fenomeen PAS wel degelijk bestaat.

Sommigen vinden overigens dat het idee van het PAS  indirect aanwezig is in de DSM-5. Mogelijk kan het PAS benoemd worden als ‘Ouder-kindrelatieproblemen’, waarbij o.m. sprake is van ‘ongegronde gevoelens van vervreemding’, en ‘Psychische mishandeling van een kind’.

Maar misschien is het toch beter om niet van een ‘syndroom’ te spreken. I.p.v. te spreken van ‘Parental Alienation Syndrome’ zouden we het dan kunnen hebben over ‘Parental Alienation’ zonder meer.

– Geen kinder-psychiatrische stoornis

Gardner beschrijft acht kenmerken van het kind met PAS. Hierbij valt te noteren dat hij het heeft over het gedrag, de gevoelens en de gedachten van het kind. Hij heeft het dus niet over de kenmerken van de ouder die het proces van minachting en verstoting in gang zet, noch over die van de ouder die er het slachtoffer van is.

Sommige hulpverleners hebben kritiek op het feit dat het PAS wordt toegeschreven aan het kind. Alsof het kind ‘ziek’ is en een psychiatrische stoornis heeft en de oorzaak, de schuldige is van de contactbreuk. Terecht merken ze op dat de verantwoordelijkheid toch op de eerste plaats bij de ouder(s) ligt.

Het mag wel duidelijk zijn dat volgens Gardner de ouder met wie het kind wèl contact heeft een cruciale rol speelt in het ontstaan, de ontwikkeling en het behoud van het PAS. Het is die ouder die het kind programmeert, indoctrineert, hersenspoelt en de andere ouder demoniseert. Ook al erkent hij dat sommige kinderen ook autonoom, zonder inmenging van een ouder het contact met de andere ouder verbreken.

Zouden wij het PAS dan toch niet beter zien als een kenmerk van de verblijfouder? We kunnen dan beter spreken van het ‘Ex-Partner Alienation Syndrome’ (E-PAS). Het is in aanvang immers de ene ex-partner die de andere verstoot. Pas in tweede instantie wordt het kind door deze verblijfouder in het verstotingsproces betrokken en gaat het kind de andere ouder verstoten.

 

  1. Kritiek op de Nederlandse vertaling van ‘Parental Alienation Syndrome’

 

– Vervreemding of verstoting?

Daarnet hadden we het over ‘verstoten’ en ‘verstotingsproces’. Het is de vraag of het wel gepast is deze termen te gebruiken. Het probleem van de term ‘Parental Alienation Syndrome’ wordt immers nog groter als we de term ‘Alienation’ willen vertalen naar het Nederlands.

Dienen we ‘alienation’ te vertalen als ‘vervreemding’ of als ‘verstoting’? Om een reden die niet meteen duidelijk is, heeft men voor de term ‘verstoting’ gekozen. De letterlijke vertaling van ‘alienation’ is echter ‘vervreemding’.

Er is dus nogal wat taalkundige verwarring rond de term ‘alienation’. De beschrijving door Gardner van de kenmerken van het PAS, waar minachting (denigration) een essentieel element vormt, pleit eerder voor de term ‘verstoting’ dan ‘vervreemding’. Minachting en verstoting hebben een betekenis van ‘vijandigheid’ en beiden verwijzen naar een actie. Vervreemding is neutraler, minder agressief en duidt op iets wat je passief ondergaat.

Als we toch de term ‘vervreemding’ gebruiken… Bestaat er dan een term die de specifieke ‘vervreemding’ als gevolg van programmering door de verblijfouder, te onderscheiden van ‘vervreemding’ op basis van realistische gronden, beter uitdrukt?

 

– Alienatied en Estranged

Misschien wel! Er worden in de Amerikaanse literatuur termen gebruikt die niet zozeer naar het ‘syndroom’ verwijzen, maar naar de kinderen zelf die een contactbreuk hebben met een van hun ouders. Men spreekt van  ‘Alienated Children’ enerzijds en van ‘Realistically Estranged Children’ of ‘Estranged Children’ anderzijds.

Van belang is dat Gardner het onderscheid maakt tussen twee vormen van contactbreuk, een die gebaseerd is op irrationele gronden  en een die gebaseerd is op reële gronden, m.n. kindermishandeling. Dat verschil komt bij deze termen tot uitdrukking.

De kinderen die geen contact meer willen met een van hun ouders, niet op rationele gronden, maar door programmering door de verblijfouder worden ‘Alienated Children’ genoemd. De kinderen die geen contact meer willen o.w.v. objectieve, realistische redenen, zoals onveiligheid bij de afgewezen ouder worden ‘Realistically Estranged Children’ of ‘Estranged Children’ genoemd.

 

– Opnieuw een vertaalprobleem

Bij de vertaling van deze Amerikaanse termen naar het Nederlands stellen zich opnieuw problemen. De termen ‘Alienated’ en ‘Estranged’ zijn dan wel twee verschillende woorden, maar ze zijn ook synoniemen. In het Nederlands betekenen beiden ‘vervreemd’.

De termen ‘Alienated’ en ‘Estranged’ zeggen op zich dus niets over de oorzaak van ‘vervreemding’ en verwijzen daarmee ook niet naar verschillende ‘soorten’ van ‘vervreemding’. De term ‘Realistically Estranged Children’ doet dat dan weer wel, want hij verwijst naar kinderen die ‘vervreemd’ zijn van een van hun ouders op realistische gronden. En bij uitbreiding verwijst dus ook de term ‘Estranged Children’ naar deze groep kinderen, ofschoon slechts indirect.

Alles bij elkaar toch een verdienstelijke poging om in de (Amerikaanse) terminologie het onderscheid te maken tussen een contactbreuk op reële basis en een contactbreuk op irreële basis. Doordat de termen een eigenschap van de kinderen aanduiden, ontstaat wel weer de indruk dat de oorzaak van het probleem bij het kind ligt…

Met deze ‘nieuwe’ termen komt het woord ‘vervreemding’ weer op de voorgrond om de contactbreuk tussen kind en ouder te benoemen. Er zijn ‘vervreemde’ kinderen en ‘realistisch vervreemde’ kinderen…

 

  1. Kritiek op ‘verstoting’

 

– Conflict-inducerend

Sommige critici zijn van mening dat de term ‘Ouderverstotingssyndroom’ beter niet gebruikt wordt als vertaling voor ‘Parental Alienation Syndrome’. Zij hebben het vooral moeilijk met het element ‘verstoting’  in de term en spreken liever over ‘oudervervreemding’. Zij betogen dat het element ‘verstoting’ conflict-inducerend is en contraproductief voor het werken aan contactherstel.

De term – en het concept achter de term – beschuldigt de verblijfouder er impliciet van de oorzaak te zijn van de contactbreuk tussen zijn kind en de andere ouder. Dit is onaanvaardbaar voor de verblijfouder. Hij is er immers niet van overtuigd dat hij het kind heeft geprogrammeerd en ervoor heeft gezorgd dat zijn kind een afkeer heeft voor de andere ouder. Integendeel! Voor de verblijfouder ligt de oorzaak van het probleem bij de andere ouder. Die heeft zich door zijn onbetamelijk gedrag zelf buitenspel gezet. Die heeft er zelf voor gezorgd dat het kind geen contact meer met hem wil.

Met de term ‘ouderverstoting’ voelt de verblijfouder er zich ten onrechte van beschuldigd de oorzaak te zijn van de contactbreuk. Zo wordt er een nieuw conflict tussen de ouders geïnduceerd of wordt het conflict alleszins versterkt. Het conflictmodel krijgt hier de overhand op het dialoogmodel. En dat is het laatste wat hulpverleners willen.

 

– Contraproductief

Maar er is meer! Door de term ‘ouderverstoting’ te gebruiken plaatst iedereen die het contact tussen kind en ouder wil herstellen zichzelf in een moeilijke positie. De hulpverlener wordt voor de verblijfouder een ongeloofwaardige gesprekspartner.

De verblijfouder is immers van mening dat de hulpverlener een verkeerde visie heeft op de contactbreuk en aan het verkeerde probleem werkt. Volgens hem moet er niet gewerkt worden aan ‘verstoting’, hooguit aan contactherstel. Maar zelfs dat niet, want de contactbreuk is volledig terecht en te wijten aan  het problematische gedrag van die andere ouder zelf. Het zou volgens hem zelfs verkeerd zijn mocht er contactherstel komen. Contactherstel zou het kind in gevaar brengen.

Het gebruik van de term ‘Ouderverstotingssyndroom’ is therapeutisch contraproductief. De term kan ervoor zorgen dat de weerstand bij de verblijfouder om constructief mee te werken aan contactherstel alleen maar groter wordt.

 

  1. Alternatieve term?

 

– Dus toch ‘oudervervreemding’?

Het is begrijpelijk dat critici op zoek gaan naar een term die minder conflict-geladen is en therapeutisch meer productief is.

Volgens de critici van de term ‘ouderverstoting’ zijn de termen ‘contactbreuk’ of ‘oudervervreemding’ verkieslijker. Ze zijn neutraler, laten de oorzaak van het probleem open en zijn daardoor niet langer conflict-inducerend. Deze termen vormen ook een beter uitgangspunt om te werken aan herstel van het contact tussen het kind en de ouder en zijn therapeutisch meer productief.

 

– De lading?

Toch stelt zich de vraag of deze ‘neutrale’ termen wel de lading van het probleem dekken. Het gaat bij de contactbreuk op irreële basis hoe dan ook om een conflict. Daar kan men niet omheen. De contactbreuk heeft bij het concept ‘Parental Alienation Syndrome’ van Gardner een specifieke basis: in essentie programmeert de verblijfouder het kind en demoniseert hij de andere ouder. Dit is een ernstige conflictsituatie.

Woodall, een specialiste op het vlak van het ‘Parental Aliention Syndrome’, meldt dat justitie in het Verenigd Koninkrijk zelfs spreekt van ‘onverzoenlijke vijandigheid’ om het gedrag van de verblijfouder te beschrijven. Zijzelf spreekt zelfs van ‘interpersoonlijk terrorisme’. Deze termen verwijzen ontegensprekelijk naar een conflict…

Het gebruik van neutrale termen als ‘contactbreuk’ en ‘vervreemding’ miskent het conflictgehalte van dit fenomeen. Deze termen gaan voorbij aan de ernst en de hardnekkigheid van het probleem. Ze gaan eveneens voorbij aan het leed van de ouder die geen contact meer heeft met zijn kind, want die voelt zich waarlijk ‘verstoten’. Tot slot gaan de termen voorbij aan de nadelige gevolgen van de contactbreuk voor het kind nu en in de toekomst en aan de mogelijk nadelige gevolgen voor de verblijfouder op de lange termijn.

 

– Aanpak

Het onderscheid tussen beide vormen van contactbreuk, die op realistische gronden en die op irrealistische gronden,  is niet zonder belang. Dat onderscheid heeft immers aanzienlijke consequenties voor de therapeutische aanpak.

In geval van programmering dient gewerkt te worden aan de beeldvorming van de andere ouder als ouder, aan de correctie van het beeld dat het kind heeft van de andere ouder, aan een vernieuwd ouderschap waarbij beide ouders op hun manier ouder kunnen zijn, verbeterde communicatie…

Wanneer de contactbreuk te maken heeft met een ‘gevaarsituatie’ bij de andere ouder, zoals bij kindermishandeling, is de aanpak totaal anders. Dan moeten veiligheidsmaatregelen genomen worden. Dat kan een totaal contactverbod zijn of een contact onder beveiligde omstandigheden. Mogelijk komen er zelfs (straf)maatregelen voor de ouder die de veiligheid van het kind ernstig in het gedrang brengt.

 

– Strafbaar

Bovendien is het boycotten van contact tussen een kind en een van zijn ouders en het niet willen meewerken aan contactherstel, althans in het geval van een contactbreuk op irreële basis in principe strafbaar. Daarmee zondigen ouders tegen de regel van het gezags-co-ouderschap, tegen het recht op persoonlijk contact van beide ouders met hun kinderen en tegen de gerechtelijke uitspraak omtrent de verblijfs- en omgangsregeling.

Alvorens de rechter een straf kan uitspreken moet hij zoeken naar de oorzaak van de contactbreuk. Als die reëel is zal hij die contactbreuk in het belang van het kind kunnen bevestigen. Als die reële basis ontbreekt, zal de rechter die contactbreuk niet kunnen toestaan. Hij zal maatregelen moeten opleggen. Dat kan verplichte hulpverlening zijn, maar dat zouden ook wel eens strafmaatregelen kunnen zijn.

Het is dus ook vanuit juridisch oogpunt van groot belang dat de contactbreuk goed wordt onderzocht en kritisch wordt nagegaan of daar al dan niet realistische redenen voor zijn. Mag dat onderscheid in soorten van contactbreuk in de terminologie geëxpliciteerd worden?

 

– De oplossing?

De oplossing ligt in een term die tegelijkertijd de problematiek correct benoemt, niet conflict-inducerend en therapeutisch niet contraproductief is. Maar hoe kan je een conflict benoemen met een term die aan het conflict voorbijgaat?

Misschien voldoet de term ‘Parental Alienation System’, vertaald als ‘Ouderverstotingssysteem’, toch wel aan deze voorwaarden.

In de vertaling wordt voor de term ‘verstoting’ gekozen boven die van ‘vervreemding’.  De term ‘verstoting’ impliceert, meer dan de term ‘vervreemding’, een conflict en een vijandige handeling, wat essentieel is bij deze vorm van contactbreuk, die tenslotte toch op irreële gronden plaatsgrijpt en zich manifesteert in een context van vechtscheiding.

Met de term ‘systeem’ wordt de verantwoordelijkheid van de contactbreuk verspreid over het hele (gezins)systeem. En dus wordt de verantwoordelijkheid  zeker niet alleen bij de kinderen gelegd. We weten dat bij contactbreuk tussen kind en een ouder zonder realistische redenen ieder gezinslid en zelfs meerdere personen uit de omgeving van het gezin hun rol spelen. Ook al is de rol van de een wellicht groter dan die van de ander.

Tenslotte blijft de term ‘Ouderverstotingssysteem’ verwijzen naar een ‘ouder die verstoten wordt’. Dit valt te verdedigen omdat het resultaat van de verstoting de contactbreuk is tussen een kind en een ouder. Deze laatste wordt wel degelijk verstoten en voelt dit alleszins zo aan.

De term ‘Ouderverstotingssysteem’ verwijst dus naar het complexe (gezins)systeem dat ten grondslag ligt aan een contactbreuk zonder realistische redenen tussen een kind en een van zijn ouders. Hiermee is de term neutraler en minder conflict-inducerend dan ‘Ouderverstotingssyndroom’. Overigens beantwoordt deze term aan de manier van denken die ‘systeemtherapeuten’ eigen is. Met de term ‘ouderverstotingssysteem’ wordt het probleem ‘verstoting’ bekeken als een deviante vorm van gezins-functioneren.

Streven naar een gezond functionerend gezinssysteem, waaraan ieder gezinslid hoort mee te werken is een meer productief uitgangspunt om aan contactherstel te werken. Hoe geraken we van een vechtscheiding naar een ‘nette scheiding’ waar ouders hebben geleerd elkaar als mens en ouder te respecteren en kinderen contact hebben met hun beide ouders? Misschien is iedereen, de verblijfouder, de verstoten ouder en het kind, nu wèl bereid om aan dat contactherstel te werken?

 

– De roos van Shakespeare?

En toch! Zal niet iedere nieuwe term voor dit familiedrama uiteindelijk toch de betekenis en de geladenheid van het onderliggende conflict krijgen? Of dat nu ‘ouderverstotingssyndroom’, ‘vervreemding’, ‘contactbreuk’, ‘ouderverstotingssysteem’ of welke andere term is!

Is het uiteindelijk toch niet zoals bij de roos van Shakespeare? Als ze een andere naam zou krijgen, zal de roos evengoed een zoete geur verspreiden…

Want al wordt het Ouderverstotingssyndroom  nu een Ouderverstotingsysteem of iets anders, de doornen zullen blijven prikken…

Bij ieder gezinslid… Ook al wordt het ene harder geprikt dan het andere…

 

 

 

BIBLIOGRAFIE

 

– Coenders H. (1996). Kramers Handwoordenboek Engels-Nederlands Nederlands-Engels. Houten: Het Spectrum, 1582 p.

– Cottyn L. (2013). De stem van het kind. Systeemtheoretisch Bulletin (31), p. 285-311.

– Cottyn L. (2018). Complexe relationele dynamieken bij conflicten na scheiding. Hoe blijf je uit de strijd?  Studiedag “Als scheiden tot conflict leidt: hoe blijft u als hulpverlener uit de strijd”, IROJ-VAC Leuven, 2 februari 2018, PowerPoint.

– Driesen L. (2017a). Hoorrecht… Een vergiftigd geschenk? http://www.ludodriesen.be/2017/05/24/het-hoorrecht-een-vergiftigd-geschenk/

– Driesen L. (2017b) Het ouderverstotingssyndroom… Moeilijk vast te stellen? http://www.ludodriesen.be/2017/09/01/het-ouderverstotingssyndroom-moeilijk-vast-te-stellen/

– Driesen L. (2017c). Het ouderverstotingssyndroom en vrijwillige hulpverlening… Een geslaagd koppel? http://www.ludodriesen.be/2017/11/11/het-ouderverstotingssyndroom-en-vrijwillige-hulpverlening-een-geslaagd-koppel/

– Driesen L. (2018). Moet ouderverstoting bestraft worden? http://www.ludodriesen.be/2018/01/18/moet-ouderverstoting-bestraft-worden/

– Gardner R. (1998). Recommendations for dealing with parents who induces parental alienation syndrome in their children. Journal of Divorce & Remariage, Volume 28 (3/4), p. 1-21.

– Nederlandse Vereniging voor psychiatrie (2016). Beknopt overzicht van de criteria DSM-5°. Nederlandse vertaling van de Desk Reference tot he Diagnostic Criteria from DSM-5 Bureau-editie. Amsterdam: Boom uitgevers, 590 p.

– Puttenaers L. (2018). Contactbreuk tussen ouder en kind naar aanleiding van een vechtscheiding. Studiedag “Als scheiden tot conflict leidt: hoe blijft u als hulpverlener uit de strijd”, IROJ-VAC Leuven, 2 februari 2018, Stelling en persoonlijke mededeling.

– Spruijt A. P., Eikelenboom B., Hameling R. &  Kormos H. (2005). Parental alienation syndrome (PAS) in the Netherlands. The American Journal of Family Therapy (33), p. 303-319.

– Spruijt E. & Kormos H. (2014). Handboek scheiden en kinderen. Voor de beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 240 p.

– Von Boch-Galhau W. (2013). Parental Alienation an Parental Alienation Syndrome/Disorder. A serious form of psychological child abuse – with case examples. Berlin: VWB Verlag für Wissenschaft und Bildung, 168 p.

– Woodall K. (2014). Understanding and working with the alienated child. Nagalro Seen and Heard Quarterly Journal, Volume 24, 2.

1 reactie

  1. Ann schreef:

    Dag Ute,

    Interessante column!
    Dit is inderdaad een zeer terechte bedenking bij dit probleem! We leggen onszelf te gemakkelijk woorden in de mond, met alle gevolgen vandien. Bij dergelijke problematiek is het uitermate belangrijk om kritisch te blijven denken om deze problematiek zo objectief mogelijk te kunnen benaderen!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *