Het ouderverstotingssyndroom en vrijwillige hulpverlening… Een geslaagd koppel?
Twee benaderingen
Voor de aanpak van ouderverstoting zijn twee benaderingen denkbaar, de vrijwillige hulpverlening en justitiële maatregelen. We bekijken eerst hoe de vrijwillige hulpverlening een rol kan spelen in de aanpak van de ouderverstoting. In een volgend column zullen we het over de juridische aanpak hebben.
Verschillende vormen
Er bestaan verschillende vormen van vrijwillige hulpverlening voor ouders en kinderen die met vechtscheiding en het ouderverstotingssyndroom te maken hebben. Zo zijn er de vrijwillige ouderschapsbemiddeling en de neutrale bezoekruimte, beiden begeleid door het CAW. Er is ook hulp mogelijk vanuit de Integrale Jeugdhulpverlening en de geestelijke gezondheidszorg. De Nederlanders Van Lawick en Visser ontwikkelde het veelbelovende groepsprogramma Kinderen uit de Knel (KUK).
Bij de vrijwillige hulpverlening ligt een tweesporenbeleid voor de hand, een voor de ouders en een voor de kinderen. De twee sporen kunnen over twee diensten verspreid liggen, zoals een begeleiding van de ouders bij ouderschapsbemiddeling en een kinderspoor in een centrum geestelijke gezondheidszorg. Soms is er een driesporenbeleid. Als de ouders (nog) niet samen aan tafel kunnen zitten, kan het aangewezen zijn (tijdelijk) met beide ouders apart te werken. Vanzelfsprekend zullen er pas resultaten zijn als beide ouders en de kinderen bij de hulpverlening betrokken zijn.
Communicatie centraal
Het zwaartepunt van de aanpak ligt bij de ouders. Verschillende thema’s komen aan bod.
Zo wordt gewerkt aan de communicatie, het zoeken naar een vernieuwd ouderschap, de correctie van het beeld dat ouders van elkaar als persoon en als ouder hebben, het persoonlijk lijden van elk van de ouders, de problematiek van het loyaliteitsconflict van het kind. Coaching van beide ouders bij de opvang van het kind bij zijn confrontatie met de verstoten ouder is eveneens aangewezen. De verblijfouder kan advies gebruiken bij het voorbereiden van het kind bij de confrontatie. De verstoten ouder heeft vaak vragen over de manier van omgaan met zijn kind na een (vaak) lange tijd van contactbreuk…
Het centrale thema voor de hulpverlening aan de ouders is de onderlinge communicatie.
Van belang is dat de hulpverlener een houding van meerzijdige partijdigheid aanneemt. De verleiding is groot om partij te trekken voor het slachtoffer van het drama van de verstoting, de verstoten ouder. De hulpverlener benadert ook de verblijfouder met zorg. Pas dan is er vertrouwen in de hulpverlening en kans op succes.
De kinderen
Bij de begeleiding van kinderen is de opbouw van het vertrouwen in de hulpverlener de eerste stap. Thema’s die aan bod komen zijn o.a. de beleving van de echtscheiding van de ouders, het eigen lijden onder de conflicten tussen de ouders, de emotionele spanning door de confrontatie met de verstoten ouder, de weerstand tegenover de verstoten ouder, de correctie van het beeld van de verstoten ouder, de moeilijke positie van de verstoten ouder die nauwelijks goed kan doen en de reactivering van de loyaliteitsgevoelens tegenover de verstoten ouder.
Kinderen worden daarbij vooral goed beluisterd. Het is geenszins de bedoeling met hen in discussie te gaan en hen ‘te overtuigen’ om weer contact te hebben met de verstoten ouder.
Niet evident
De betrokkenheid van elk ‘gezinslid’ mag dan wel noodzakelijk zijn, ze is zeker niet evident.
De verstoten ouder is het slachtoffer, ervaart een sterke lijdensdruk. Hij is vragende partij naar verandering. Hij wil terug contact met zijn kind. Van hem mag verwacht worden dat hij het meest gemotiveerd is om deel te nemen aan de vrijwillige hulpverlening. Tenzij hij alle vertrouwen in zijn ex-partner (en de hulpverlening) verloren heeft…
De verblijfouder ervaart nauwelijks lijdensdruk. Hij heeft geen hulpvraag en wil dat alles bij het oude blijft. Hulpverlening is pas mogelijk als er bij de verblijfouder voldoende inzicht is in het belang van contact van de kinderen met hun beide ouders en er voldoende vertrouwen is in de ex-partner (en de hulpverlening).
Ook het kind ervaart bij de verstoting op het eerste gezicht doorgaans nauwelijks of geen lijdensdruk. Integendeel, het kind is juist bang voor de verstoten ouder of heeft een afkeer voor hem en heeft geen behoefte aan contactherstel. Bovendien wil het kind de zorg van de verblijfouder niet verliezen. Vaak is het kind zo loyaal tegenover de verblijfouder dat hij geen hulp durft aan te nemen. Tenzij het kind acuut lijdt onder de contactbreuk en hij zijn loyaliteitsgevoelens naar de verstoten ouder wel kan voelen en uitspreken.
Het is ook belangrijk om de omgeving bij de hulpverlening te betrekken. Zij kan immers de contactbreuk versterken. De omgeving betrekken is evenmin vanzelfsprekend, ook al is de medewerking van vooral de grootouders en de stiefouders wenselijk. Soms zien die juist wel in dat de contactbreuk emotionele schade bij het kind kan aanrichten. Dat versterkt de kansen op een geslaagde hulpverlening.
Opschorting
Raadzaam is om tijdens de vrijwillige hulpverlening de juridische procedure op te schorten. In het juridische kader domineert vaak het conflictmodel. Doorgaans zullen advocaten enkel de belangen van hun cliënt behartigen. Advocaten zien dat wellicht als hun taak. Als de juridische procedure doorgaat bestaat er gevaar voor interferentie van het conflictmodel met het dialoogmodel. Nochtans is dialoog essentieel voor contactherstel.
Teleurstelling
Verstoten ouders zijn vaak teleurgesteld in de hulpverlening. Zij ervaren bij hulpverleners een gebrek aan kennis van het fenomeen van de ouderverstoting. Zij voelen eerder afwijzing, laat staan begrip, laat staan hulp. Bovendien is het aanbod aan hulpverlening vaak te beperkt.
Vaak onvoldoende
Vrijwillige hulpverlening mag niet eindeloos aanslepen want ondertussen gaat de programmering door. Toch mogen we ook niet vergeten dat contactherstel complex is.
Het kind moet letterlijk een gigantische beweging maken. Het is het kind dat, in zijn perceptie, naar ‘het hol van de leeuw’ moet. Het kind heeft de verstoten ouder leren zien als slecht en gevaarlijk. Dat maakt dat de emotionele last van de hulpverlening vooral op de schouders van het kind komt te liggen. Sommige verblijfouders zijn van mening dat deze last voor het kind niet opweegt tegen de emotionele pijn van de soms jarenlange contactbreuk met zijn ouder.
Hulpverlening kan soms schijntherapie worden waarbij de verblijfouder, maar ook het kind, ‘doen alsof’ ze meewerken, maar ondertussen doorgaan met de verstoting.
Volgens sommigen kan contactherstel via hulpverlening niet vrijwillig, maar alleen onder dwang of zijn juridische maatregelen de enig werkzame…
Integratie
Zelfs als hulpverlening erin slaagt het contact van het kind met de verstoten ouder te herstellen, ligt er nog een belangrijke opdracht voor die hulpverlening. De ouders, het kind en de nieuwe partners van de ouders moeten stilaan weer met elkaar leren leven en tot normale ‘integratie’ van het leven met elkaar komen. Dat is niet evident. Er wachten heel wat uitdagingen.
Vervreemding
Er moet naar een nieuwe manier van samenleven gezocht worden. Er was (soms jarenlang) geen contact meer tussen het kind en de verstoten ouder. Ouder en kind zijn emotioneel van elkaar vervreemd geraakt. Zij zijn niet meer dezelfde personen als voor de contactbreuk. Het kind heeft een beeld van de verstoten ouder dat hij moet corrigeren. De ouder kent zijn kind niet meer o.m. door de psychologische ontwikkeling die het kind heeft doorgemaakt. Het kind en de ouder moeten een nieuwe relatie met elkaar opbouwen. Ouder en kind moeten weer aan elkaar leren wennen. Er moet een gemeenschappelijke geschiedenis opgebouwd worden, met herinneringen uit een pijnlijk verleden met onherstelbare leegten en hiaten. Een nieuwe gemeenschappelijke toekomst komt er niet vanzelf…
Definitief
Het kind werd geïndoctrineerd door de verblijfouder en heeft een negatief beeld van de verstoten ouder. Het minste conflict kan voor het kind een grote teleurstelling betekenen. Dat conflict kan het bewijs zijn dat de verstoten ouder echt wel slecht is. Wat dan weer de aanleiding kan vormen voor een herstart van de demonisering. Een nieuwe, misschien wel definitieve, contactbreuk is dan niet uitgesloten.
Geschikte ouder
De verblijfouder moet het beeld van de verstoten ouder leren bijstellen en zien dat die ook een geschikte ouder kan zijn. Ook al was hij geen geschikte partner. De verblijfouder moet zijn kind weer delen met die ‘twijfelachtige’ verstoten ouder, wat emotioneel niet altijd gemakkelijk ligt.
De nieuwe partners
Ook de nieuwe partners van elk van beide ouders, voor zover die er zijn, wacht een moeilijke taak.
De partner van de verstoten ouder werd vaak eveneens gedemoniseerd door de verblijfouder. Nu moet de verblijfouder zijn kind delen met die gedemoniseerde nieuwe partner van de verstoten ouder. Volstrekt niet eenvoudig!
Bij hereniging moet het kind zijn plek zien te vinden in het nieuwe gezin van de verstoten ouder en een relatie opbouwen met de partner van de verstoten ouder en diens kinderen. Dat vraagt alertheid en ‘diplomatie’ vanwege die nieuwe partner.
Bij het minste conflict dreigt een nieuwe contactbreuk. Het kind en de stiefouder kunnen zich door elkaar aangevallen voelen waardoor er een wederzijds afstotingsproces kan ontstaan. Een afstotingsproces dat door de verblijfouder kan versterkt worden.
De partner van de verblijfouder speelt eveneens een rol. De vraag is of hij bij conflictsituaties (opnieuw) meedoet met de demonisering van de verstoten ouder. Of kan hij voldoende afstand bewaren? Kan hij het kind en de verblijfouder helpen de conflicten te relativeren? Kan hij het contact van het kind met de verstoten ouder stimuleren?
Alle partijen
Niet alleen om het contactherstel te realiseren, maar ook om dit integratieproces in goede banen te leiden is hulpverlening aangewezen. Alle betrokken partijen, de ouders, het kind en de partners van beide ouders dienen te participeren en constructief mee te werken…