Moet ouderverstoting bestraft worden?
Twee benaderingen
Voor de aanpak van ouderverstoting zijn twee benaderingen denkbaar, vrijwillige hulpverlening en justitiële maatregelen. Soms kunnen beiden gecombineerd worden. In een vorige column bekeken we de vrijwillige hulpverlening. Nu bespreken we of juridische maatregelen iets kunnen betekenen in de aanpak van ouderverstoting.
Misdaad
Ouderverstoting kan beschouwd worden als een ‘misdaad’ die bestraft moet worden. Het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens stellen dat kinderen recht hebben op contact met hun beide ouders.
Wanneer in ons land een ouder verhindert dat een kind contact heeft met de andere ouder, kan hij daarvoor gestraft worden met o.m. boetes en gevangenisstraf. Bij ouderverstoting gaat het trouwens om het niet nakomen van een vonnis over de omgangsregel dat door de rechter werd opgelegd.
De Amerikaanse kinderpsychiater Gardner, die veel aandacht heeft gevraagd voor het ouderverstotingssyndroom, is een grote voorstander van het bestraffen van de verblijfouder, zoals met boetes, gevangenisstraffen, gemeenschapsdienst… Hij beklemt dat straffen niet alleen voorzien dienen te worden in de wet, maar dat ze ook daadwerkelijk moeten worden opgelegd en daarna ook uitgevoerd. Zo niet verliezen straffen hun nut en kracht.
Bedenkingen
Enkele kritische bedenkingen zijn op hun plaats.
Als je ouderverstoting wilt bestraffen, moet je kunnen bewijzen dat er van ouderverstoting ook werkelijk sprake is. En dat is voor de verstoten ouder niet eenvoudig. Zie mijn column ‘Het ouderverstotingssyndroom… Moeilijk vast te stellen?’
http://www.ludodriesen.be/2017/09/01/het-ouderverstotingssyndroom-moeilijk-vast-te-stellen/
Bovendien zou de bewijslast omgekeerd moeten liggen. Het is niet de verstoten ouder die moet bewijzen dat hij verstoten is. Als een kind geen contact heeft met een van zijn ouders, zou de andere ouder moeten aantonen dat daartoe realistische redenen bestaan.
We mogen niet vergeten dat zo’n realistische redenen kunnen bestaan.. Denken we maar aan kindermishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing. In zulke ernstige situaties is een beveiligd contact of een (minstens tijdelijke) contactbreuk wel degelijk aangewezen. Het kind moet immers ten allen tijde beschermd worden tegen mishandeling. We dienen op te merken dat reële kindermishandeling (helaas!) ook niet altijd gemakkelijk te bewijzen is…
Nog een kritische bedenking is dat het hoorrecht van kinderen niet altijd het bewijs levert van het al dan niet aanwezig zijn van realistische redenen voor een contactbreuk. Zie mijn column ‘Hoorrecht… Een vergiftigd geschenk?’
http://www.ludodriesen.be/2017/05/24/het-hoorrecht-een-vergiftigd-geschenk/
Je kan je de vraag stellen of het bestraffen van ouderverstoting ten gronde wel zo effectief is. Kan je met straffen de houding van verblijfouder en kind tegenover de verstoten ouder wel veranderen? Gevoelens laten zich immers niet dwingen … ook niet door justitie!
Strafmaatregelen kunnen zich tegen de verstoten ouder keren en de afkeer van de verstoten ouder alleen maar versterken: ‘kijk eens hoe wreed hij is!’ – ‘kijk eens wat hij ons aandoet!’ – ‘zie je wel dat hij niet deugt!’
Een ander probleem is dat er bij het bestraffen van ouderverstoting nog niet daadwerkelijk aan contactherstel gewerkt wordt. Men gaat er vanuit dat een verblijfouder die dreigt bestraft te worden of effectief gestraft is nu maar meteen het contact tussen kind en verstoten ouder zal toestaan of aanmoedigen. Dat is niet vanzelfsprekend! Ondertussen dreigen ouders in een juridische strijd verzeild te geraken, gaat het programmeren onverminderd door en bestaat het gevaar dat de verstoting alleen maar hardnekkiger wordt.
Toch goede redenen?
Al deze bedenkingen zijn echter niet meteen een reden om geen strafmaatregelen te nemen. Strafmaatregelen zijn hoe dan ook een belangrijk maatschappelijk signaal voor het respecteren van het recht op contact van een kind met beide ouders en van het recht van beide ouders op contact met hun kind.
Straffen opleggen én uitvoeren kan werken als een stok achter de deur voor verblijfouders die het contact van hun kind met de andere ouder boycotten.
Strafmaatregelen kunnen een preventief effect hebben en ouders ontmoedigen om zelfs nog maar te beginnen met een programmering van hun kind.
Ouderschapsbemiddeling, neutrale bezoekruimte, plaatsing
In ons land komen strafmaatregelen nog maar sporadisch voor. Er wordt eerder gewerkt met een ‘opgelegde’ ouderschapsbemiddeling en de neutrale bezoekruimte om het contact tussen het kind en zijn verstoten ouder te herstellen. De opgelegde ouderschapsbemiddeling is echter vrijblijvend, ook al zal de ouder die niet meewerkt een slechte beurt maken bij de rechter. De opgelegde neutrale bezoekruimte is niet vrijblijvend.
Probleem is dat beide maatregelen in de praktijk een schijnbegeleiding kunnen worden. Zo kan de verblijfouder bij ouderschapsbemiddeling voortdurend stokken in de wielen steken, bezwaren tegen gemaakte compromissen blijven aanvoeren…
Zo kan de verblijfouder de neutrale bezoekruimte boycotten door het kind aan te moedigen niet mee te werken, weerstand te tonen of zelfs door het kind bang te maken voor de contacten. Het is mogelijk dat de begeleiding het werken aan contactherstel niet langer verantwoord acht en de rechter meldt dat contactherstel geen optie is omdat het kind te fel lijdt onder het bezoek aan de neutrale bezoekruimte.
De rechter kan in geval het conflict muurvast zit het kind in een Onthaal- Observatie- en Oriëntatiecentrum (OOOC) plaatsen om het daar te observeren en na te gaan wat het kind nu echt wil m.b.t. het contact met zijn beide ouders. Vanuit deze neutrale positie kan gewerkt worden aan contactherstel tussen het kind en de verstoten ouder.
Soms legt de rechter de ouders op om deel te nemen aan het KUK-programma. KUK (Kinderen Uit de Knel) is een programma voor ouders én kinderen waarbij gewerkt wordt aan een verbetering van de relatie tussen ouders die in een vechtscheiding zijn beland. Dit programma is niet enkel bedoeld voor de aanpak van ouderverstoting.
Gedwongen hulpverlening?
Hulpverleners twijfelen vaak aan de zin van gedwongen hulpverlening. Kan juridische dwang mensen voldoende motiveren om constructief mee te werken aan therapie of begeleiding? Anderen pleiten er juist voor om – bij ernstige problematieken – een juridisch kader in te stellen. Bij ernstige problematieken moeten we dan denken aan kindermishandeling, maar ook aan ouderverstoting, als een vorm van emotionele kindermishandeling. Mogelijk worden ouders er zich door het ingestelde juridisch kader meer van bewust hoe belangrijk verandering wel is en helpt hen dit ook om aan die verandering actief (mee) te werken.
Het Overgangsprogramma van Gardner
Gardner biedt een uitweg. Hij heeft een programma ontwikkeld om direct te werken aan contactherstel. Hij noemt het een Overgangsprogramma. Soms spreekt men ook van paradoxale omkering. Gardner pleit ervoor om het Overgangsprogramma enkel toe te passen bij ernstige gevallen en andere juridische maatregelen of hulpverlening niet gewerkt hebben.
Het doel van het programma is een halt toe te roepen aan de programmering door de verblijfouder, het beeld dat het kind van de verstoten ouder heeft te corrigeren, bij het kind de angst voor en de afkeer van de verstoten ouder af te bouwen en te werken aan contactherstel.
Het is een geleidelijk programma dat start met de plaatsing van het kind op een neutrale plek. Dat kan bij familie zijn, althans zolang men zeker is dat deze niet meewerkt aan de verstoting. Zo’n neutrale plek kan ook een instelling zijn.
Het contact met de verblijfouder wordt in het begin slechts in beperkte mate of zelfs niet toegestaan om te verhinderen dat de programmering door de verblijfouder doorgaat. Het kind wordt geleidelijk in contact gebracht met de verstoten ouder. Tegelijkertijd of na contactherstel wordt het contact met de verblijfouder weer toegestaan.
Van zodra men merkt dat de verblijfouder het kind opnieuw programmeert, wordt het contact tussen verblijfouder en kind weer verboden.
Het grote voordeel van het Overgangsprogramma is dat er daadwerkelijk aan contactherstel gewerkt wordt. Dit i.t.t. het opleggen van strafmaatregelen.
Begeleiding
Het Overgangsprogramma van Gardner voorziet in een juridisch kader. Een eerste voorwaarde om gebruik te maken van het Overgangsprogramma is dan ook dat er valabele argumenten voor ouderverstoting bestaan. Over het probleem van het leveren van bewijs voor of het stellen van de diagnose van ouderverstoting hadden we het al eerder.
Het Overgangsprogramma is een complex en emotioneel zwaar beladen gebeuren dat begeleiding vraagt. De begeleider van het Overgangsprogramma kan te maken krijgen met weerstand en mogelijk weigering om deel te nemen. Daarom is het aangewezen dat hij met autoriteit kan spreken en handelen, autoriteit die hem door justitie wordt verleend.
Het Overgangsprogramma vergt een individuele begeleiding van het kind door een persoonlijke hulpverlener. We mogen niet vergeten dat bij zo’n Overgangsprogramma de zwaarste last bij het kind ligt. Het kind moet de moeilijke beweging van de ‘veilige’ ouder naar de ‘slechte’ ouder maken. De verstoten ouder wordt weliswaar zonder een realistische basis gedemoniseerd door de verblijfouder, maar in de beleving van het kind is de verstoten ouder wel degelijk een gevaarlijke ouder.
Het kind is (doorgaans!) niet eens vragende partij. Er is vaak geen acute of bewuste lijdensdruk. Als die lijdensdruk er wel is komt het kind in een loyaliteitsconflict terecht. Vaak is het kind dermate loyaal geworden tegenover de verblijfouder dat hij vreest de loyaliteitsband met de verblijfouder te beschadigen of te verbreken als hij meewerkt aan contactherstel. De band tussen kind en verblijfouder is vaak zo hecht en exclusief, dat het kind vreest niet zonder deze band verder te kunnen. Het is zelfs niet uitgesloten dat het kind door de verblijfouder gechanteerd wordt zodat hij niet durft mee te werken aan dit programma van contactherstel.
Nogal wat verstoten ouders menen dat deze emotionele problemen van het kind niet opwegen tegen zijn leed door het gemis van zijn verstoten ouder en de emotionele winst van het contactherstel.
Woodall
De Britse therapeute Karen Woodall ontwikkelde in haar Family Separation Clinic in Londen een variante op het Overgangsprogramma van Gardner. Het gaat hier ook om de ‘techniek’ van de paradoxale omkering.
Het zou ons te ver voeren om dieper in te gaan op de aanpak van Woodall die op een aantal punten toch wel afwijkt van het Overgangsprogramma van Gardner. Ook zij voorziet, naast een differentiaal diagnostische inschatting en een uitgebreid begeleidingsaanbod, in een juridisch kader.
Medewerking
Een essentiële voorwaarde voor succes van de paradoxale omkering is dat beide ouders (en stiefouders) betrokken worden bij deze aanpak. De medewerking van de verblijfouder (en diens nieuwe partner) is evenwel niet evident, aangezien hij geen lijdensdruk ervaart, geen hulpvraag heeft, geen direct belang heeft bij het contactherstel en alles liever bij het oude wil laten…
De vraag is hoe weigerachtige verblijfouders (en kinderen) toch gemotiveerd kunnen worden om deel te nemen aan deze moeilijke operatie en of justitie daarin iets kan betekenen.
Preventief
Het consequent opleggen van deze paradoxale omkering kan een aanzienlijk preventief effect hebben. Het heeft voor een verblijfouder immers nog weinig zin om het kind te programmeren. De verblijfouder ressorteert een averechts effect. Mogelijk wordt zijn contact met het kind juist nog verminderd. Dat is alleszins het geval in de beginperiode van de paradoxale omkering.
Het kostenplaatje
Men zou kunnen opperen dat zo’n paradoxale omkering met zijn intensiteit aan begeleiding (veel begeleiders én grote beschikbaarheid) een aanzienlijk kostenplaatje heeft. Verstoten ouders zijn evenwel van mening dat deze techniek op termijn een kostenbesparend effect heeft.
Deze aanpak voorkomt dat situaties vastlopen en ouderverstoting een onwrikbaar probleem wordt. Allerlei juridische tussenkomsten en inzet van hulpverlening die bij aanslepende conflicten ingezet wordt, kunnen vermeden worden. Dit compenseert op korte termijn de financiële kosten van het programma. Mogelijk levert het zelfs winst op, zowel voor de overheid als voor de ouders.
Er zijn ook financiële voordelen op de lange termijn. Heel wat kinderen ondervinden op latere leeftijd de schade van de ouderverstoting en zullen daarvoor op volwassenenleeftijd in behandeling gaan. Ook de kosten van deze behandeling kunnen voorkomen worden met deze techniek van de paradoxale omkering.
Seponeren
Momenteel worden klachten van verstoten ouders omtrent het niet nakomen van de verblijfsregel nog al te gemakkelijk geseponeerd. Dit heeft mogelijk te maken met de moeilijkheid om de klachten ten gronde te onderzoeken en het gebrek aan middelen om een effectieve aanpak te realiseren.
Er is in ons land nog een groot tekort aan deskundigen en middelen. Nog te veel justitieel medewerkers zijn zelfs niet op de hoogte van ouderverstoting. Hierdoor wordt bij een contactbreuk tussen een kind en een van zijn ouders de mogelijkheid van ouderverstoting onvoldoende overwogen, laat staan vastgesteld, laat staan efficiënt aangepakt. Sensibiliseren en informeren dringen zich alvast op…
Toch moet in afwachting van een onderbouwde aanpak van de ouderverstoting gepleit worden voor een efficiënte aanpak van de klachten van de verstoten ouder omtrent het niet nakomen van de verblijfsregel. Klachten verdienen alleszins gedegen opvolging door justitie i.p.v. seponering.
Een voorstel voor justitie
Een mogelijkheid van aanpak zou kunnen zijn dat de rechter in eerste instantie beide ouders (en het kind?) hoort. Eventueel worden deskundigen ingeschakeld om de contactbreuk verder te onderzoeken.
Als men geen objectieve redenen voor contactbreuk kan vaststellen, legt de rechter een (desnoods voorlopig beperkt) contact met de verstoten ouder op. Hij kan tegelijkertijd een maatregelen in het vooruitzicht stellen (straf, paradoxale toewijzing) bij niet opvolgen van zijn vonnis.
De toestand wordt op korte termijn geëvalueerd in een of meerdere vervolggesprekken. Bij gebrek aan medewerking van de verblijfouder en indien contactherstel uitblijft, zal de rechter de in het vooruitzicht gestelde maatregel ook effectief opleggen en doen uitvoeren.
Een ouderschapsplan
De Gezinsbond pleit voor een wettelijk geregeld ouderschapsplan. Zo’n ouderschapsplan moedigt beide ouders aan om het toekomstig ‘samenleven’ van het oorspronkelijk kerngezin na de scheiding te regelen.
Het ouderschapsplan bevat minstens volgende elementen: het gezag over de persoon en het beheer van de goederen van de minderjarig, de verblijfsregeling, afspraken over de dagelijkse zorg- en opvoedingstaken, informatie-uitwisseling tussen de ouders, de onderhoudsbijdrage die berekend dien te worden op basis van een objectieve methode, een beschrijving van de wijze waarop de kinderen bij de opstelling van het plan werden betrokken, een bemiddelingsclausule, bepalingen over hoe het ouderschapsplan kan gewijzigd worden.
Het ouderschapsplan heeft een wettelijk kader. De rechter zal de scheiding pas uitspreken als er een door beide ouders opgemaakt ouderschapsplan voorligt. Het ouderschapsplan wordt opgesteld via een notariële akte of wordt door de rechtbank gehomologeerd. Desnoods wordt een bemiddelaar aangesteld om het ouderschapsplan mee gestalte te geven.
In geval van een onvolledig ouderschapsplan kan de rechter een jeugdadvocaat aanstellen.
Het Kinderbijslagfonds informeert de ouders over de verplichting van een ouderschapsplan.
Een Scheidingsambtenaar kan ouderparen informeren over mogelijke trajecten om de scheiding te regelen. Zo’n Scheidingsambtenaar kan tevens scheidingsthema’s op de politieke agenda plaatsen.
Mogelijk is het ouderschapsplan een preventief hulpmiddel om vechtscheidingen en wellicht zelfs ouderverstoting te voorkomen. Ongetwijfeld besparen we dan veel leed, dure juridische procedures en onaangename maatregelen…