Het ouderverstotingssyndroom… Moeilijk vast te stellen?

 

Wat is ouderverstoting?

Als een kind geen contact meer heeft met een van zijn ouders, is niet altijd meteen duidelijk wat de reden daarvan is. Er kunnen realistische redenen zijn, zoals wanneer kinderen niet veilig zijn bij die ouder en zij slachtoffer zijn van mishandeling, misbruik of ander huiselijk geweld. Soms zijn er voor deze contactbreuk geen objectieve redenen. Soms is de verblijfouder – de ouder met wie het kind nog wel contact heeft – verantwoordelijk voor de contactbreuk. Die demoniseert de andere ouder en indoctrineert het kind met irreële negatieve verhalen over de andere ouder zodat het kind een hartsgrondige afkeer van die andere ouder krijgt en hem verstoot.

Als kinderen na de scheiding van hun ouders met één van hen geen contact meer hebben zonder realistische redenen, spreken we van het Parental Alienation Syndrome, afgekort tot PAS, of het Ouderverstotingssyndroom. In de praktijk is het evenwel niet altijd gemakkelijk om het Ouderverstotingssyndroom vast te stellen.
 

Waarom geen contact?

Als de verblijfouder redenen aanvoert voor een contactbreuk, is het aan hem om aan te tonen dat die redenen ook realistisch zijn. Helaas is het voor deze verblijfouder niet altijd gemakkelijk om reële kindermishandeling aan te tonen. Vanzelfsprekend is het belangrijk om reële kindermishandeling effectief vast te stellen. Soms is het wel degelijk nodig om contact tussen een kind en een ouder te verhinderen dan wel slechts onder beveiligde omstandigheden te laten doorgaan. Het kind moet immers beschermd worden tegen mishandeling.

Soms zijn er evenwel gèèn realistische redenen voor een contactbreuk. Het gebeurt dat de verblijfouder de andere ouder valselijk beschuldigt van kindermishandeling, kleine onprettige voorvallen met de andere ouder systematisch overdrijft, gewone ‘eigenaardigheden’ van de andere ouder als gevaarlijke eigenschappen duidt…

Het is voor buitenstaanders, waaronder medewerkers van justitie en hulpverlening, absoluut niet gemakkelijk om uit te maken wat bij een contactbreuk tussen een ouder en zijn kind nu precies speelt. Beide ouders hebben hun verhaal. Het is voor de buitenstaander moeilijk om uit subjectieve verhalen objectieve waarheden te distilleren. Ook al bestaat vaak het sterke vermoeden dat het om ouderverstoting gaat, een vermoeden is geen vaststelling…

 

Nog complexer!

Wat ouderverstoting vaststellen nog complexer maakt is dat iedere betrokkene zijn aandeel heeft. Zo kan de verblijfouder het kind indoctrineren. Zo kan de verstoten ouder onvoldoende ondernemen wanneer de ouderverstoting op gang komt en er zich al te gemakkelijk bij neerleggen, waardoor hij de indruk wekt niet geïnteresseerd te zijn in het contact met zijn kind. Zo zijn sommige kinderen gevoeliger dan andere kinderen voor beïnvloeding of hebben ze een te sterke band met de verblijfouder of weigeren ze uit zichzelf zonder redelijke argumenten het contact met de verstoten ouder. Zo kan de omgeving van de verstoten ouder meedoen met de programmering van het kind.

 

 In het geheim

De interactie tussen verblijfouder en kind doet zich in het geheim voor. Dat maakt dat het moeilijk is te weten te komen of de verblijfouder het kind programmeert. Het komt maar uitzonderlijk voor dat de verblijfouder de verstoting openlijk toegeeft. Ook het kind geeft niet toe dat er ouderverstoting is of beseft het niet. De omgeving van de verblijfouder ziet wel wat er gebeurt in de interactie tussen de verblijfouder en het kind, maar zwijgt of doet mee met het programmeren. Het is dan alleen de verstoten ouders (en zijn omgeving) die van mening is dat hij verstoten wordt.

 

De mening van het kind

Om uit de impasse te geraken beroept men zich nogal eens op de mening van het kind zelf. Het kind moet toch uitsluitsel kunnen geven?  Kinderen kunnen zich in ons land beroepen op het hoorrecht. En dat is een goede zaak! Soms hebben kinderen wel degelijk een eigen mening over de verblijfsregeling en kunnen ze objectieve redenen aangeven om geen contact meer met een van hun ouders te willen.

Maar soms zijn die zgn. realistische redenen ingefluisterd door de verblijfouder en zijn de kinderen erin gaan geloven. Dan is de mening van het kind niet de mening van het kind… Dan biedt de mening van het kind geen valabel argument om een objectief oordeel over zijn omgang met zijn ouders te vellen.

Toch gebeurt het dat deskundigen (kinderpsychiaters, kinderpsychologen, sociaal onderzoekers…) de wens van het kind om geen contact te hebben met een van zijn ouders, zonder meer accepteren en ook attesteren en dat de rechter dit attest als valabel document erkent.

Het is dus nodig om de mening van het kind kritisch te evalueren. Helaas moet opgemerkt worden dat ouderverstoting vaak nog onvoldoende gekend is bij justitie en hulpverlening. Daardoor maakt ouderverstoting nog minder kans om ontdekt te worden en loopt de verstoten ouder, en uiteindelijk ook het kind,  meer kans om in de kou te blijven staan.

 

Hulpmiddelen

Ik heb in mijn boek ‘Kaat wil niet meer op bezoek. Het ouderverstotingssyndroom’ twee hulpmiddelen aangereikt die behulpzaam kunnen zijn om ouderverstoting vast te stellen.

Vooreerst is er een inventaris van relevante thema’s die de onderzoeker kan helpen om een inschatting te maken van een vechtscheiding. Het gaat om de inschatting van de problemen van de ouders voor de scheiding, tijdens de scheiding en na de scheiding en om een inschatting van het gedrag en de beleving van het kind.

Vervolgens gaat het om een PAS-checklist met uitspraken over het gedrag van het kind, de inwonende ouder (verblijfouder) en de uitwonende ouder (de mogelijk verstoten ouder).

Onderzoekers zullen hoe dan ook trachten een analyse te maken van de negatieve verhalen van de  lastercampagne van het kind. Pleitend voor ouderverstoting zijn dan vaststellingen zoals dat het kind de verhalen plots, zonder voorgaande vertelt, dat het kind onredelijke en onwaarschijnlijke verhalen brengt, dat het kind de verhalen met al te grote heftigheid en overtuiging vertelt, dat het kind de verhalen zonder enige schroom vertelt, dat het kind zichzelf tegenspreekt in zijn verhalen, dat het kind verhalen vertelt over ‘feiten’ die het onmogelijk zelf kan weten, dat het kind telkens weer nieuwe verhalen aandraagt, dat het kind gelijkaardige verhalen vertelt over de omgeving van de verstoten ouder, dat het kind de verhalen in een volwassen of ongepaste taal brengt… Bovendien pleit voor ouderverstoting als de verblijfouder verhalen zonder overtuigende ‘bewijzen’ brengt, hij beklemtoont dat het kind de verhalen volledig uit  zichzelf vertelt, hij fier is over de inzichten die het kind heeft over de slechte eigenschappen van de verstoten ouder… Vooral de combinatie van meerdere van deze elementen maken een Ouderverstotingssyndroom waarschijnlijk.

 

Uitdaging

Het blijft een grote uitdaging voor iedere betrokkene om het onderscheid te maken tussen realistische redenen voor een contactbreuk tussen een ouder en zijn kind en het ouderverstotingssyndroom… Het lijden is – op korte of lange termijn – voor ieder ‘gezinslid’  groot… Over uitwegen over de aanpak in latere columns meer.